1926

René Goscinny wordt in Parijs geboren.

1928

De kleine René vertrekt met zijn ouders naar Argentinië waar zijn vader een baan kreeg. Hij beleefde er een fijne jeugd en bezocht er de Franse middelbare school in Buenos Aires, waar hij toen al opviel als een aartsgrappenmaker.

1943

Dat weerhield hem er niet van een letterendiploma te halen en aan de kunstacademie te gaan studeren.
In Zuid-Amerika waren de Goscinny’s veilig, maar vele familieleden in Europa overleefden de oorlog niet. René zal daar zijn leven lang onder lijden.

1945

Wegens het overlijden van zijn vader moest René al jong een baantje zoeken.
Na wat geklus, wordt hij hulptekenaar in een reclamebureau. Kort daarna vertrekt hij naar New York, op uitnodiging van een oom die daar woont.
Vijf jaar lang blijft het tobben. Geen geld, geen werk. Hij besluit daarom zijn dienstplicht in het Franse leger te doen. Maar toch keert hij terug naar Amerika, waar hij mensen van het humoristische tijdschrift MAD (Willy Elder, Harvey Kurtzman…) leert kennen die hem zo nu en dan werk bezorgen om de eindjes aan elkaar te kunnen knopen.

1949

In New York ontmoet hij ook de Belgische tekenaars Jijé en Morris.
Morris stelt hem voor aan Georges Troisfontaines, de baas van World Press, en aan Yvan Chéron die de scepter zwaait over International Press.
Enkele weken later heeft René een contract van deze twee agentschappen op zak en vertrekt naar Parijs om er voor ze te gaan werken…

1951

Op een ochtend in 1951 krijgt Albert Uderzo, die voor World Press/International Press werkte, te horen dat er een nieuweling zou komen, een zekere “Gossini”.
Albert dacht dat het een Italiaan was en was al blij. “Maar nee, je schrijft g.o.s.c.i.n.n.y en het is een Fransman die uit Amerika komt.”
Het klikt onmiddellijk tussen die twee, die samen het ene idee na het andere krijgen. Uit deze vruchtbare samenwerking worden talloze helden geboren, waaronder Hoempa-Pa die vaak wordt beschouwd als de voorloper van Asterix.

1956

Uderzo en Goscinny worden samen met Jean-Michel Charlier en Yvon Hébrard medeoprichters van de agentschappen Edipresse (pers) en Edifrance (reclame). Zo worden ze eindelijk eigen baas. Het zijn jaren van hard werken, waarin ze van alles aanpakken en een geweldige creativiteit tentoonspreiden.
Om brood op de plank te krijgen slaagt Uderzo er zelfs in een productie van 9 getekende pagina’s per week te halen. Dat is enorm. Uit tijdnood werd daarom vaak de gebruikelijke potloodopzet overgeslagen en werden de tekeningen direct geïnkt.

1959

Maar ze werden vooral in beslag genomen door een groot project. Voor het nieuwe striptijdschrift Pilote moest een voor de Fransen herkenbare held worden bedacht. Samen met de hoofdredacteur François Clauteaux kwamen ze uit op de “Roman de Renart”, de schalkenstreken van de 13e eeuwse Reintje de Vos.
Maar iemand bleek ze al voor te zijn geweest en ze moesten iets anders bedenken. Na opnieuw in de tijdmachine te zijn gestapt stegen ze uit in het Frankrijk van de Galliërs.
Zo konden de geboeide lezers op 29 oktober 1959 in het eerste nummer van Pilote op blz. 20 kennismaken met de allereerste pagina van de avonturen van Asterix de Galliër. Het was een onmiddellijk succes en van dit nummer van Pilote werden meer dan 300.000 exemplaren op de eerste dag verkocht!
Vele jaren lang kent Pilote een groot succes en wordt voor talloze lezers een onuitwisbare jeugdherinnering.
Toch waren er strubbelingen. In 1960 geven onze twee auteurs het roer over, maar in 1963 namen ze opnieuw de leiding. René Goscinny werkt mee aan een groot aantal stripseries: natuurlijk aan Asterix, maar ook aan Iznogoedh (met Tabary), Le Petit Nicolas (met Sempé), Lucky Luke (met Morris), Valentin (met Tabary), de Dingodossiers (met Gotlib) en nog veel meer.

1968

Nog enige tijd werken beide auteurs samen of afzonderlijk door aan andere series. Maar na “Het IJzeren Schild”, besluit Uderzo zich alleen nog maar aan Asterix te wijden en laat hij al zijn andere helden in de steek.

1977

Asterix werd een van de belangrijkste striphelden van Frankrijk. Zijn succes was niet meer te stuiten.
Onze beide vrienden zijn dolgelukkig en richten ook een tekenfilmstudio op, studio Idéfix. Maar het geluk mocht niet duren.
Op 5 november 1977 komt het afschuwelijke bericht: René Goscinny is gestorven tijdens een medische check-up. Hij werd maar 51 jaar. Het was een verschrikkelijke schok.
Het album “Asterix en de Belgen” was tot pagina 37 gevorderd.

René Goscinny’s enorme talent heeft zijn helden in staat gesteld hem te overleven. Hij maakt nog steeds miljoenen lezers, groot en klein, over de hele wereld, aan het lachen.